Inmiddels hadden we de Fransman verteld dat we niet meer met hem verder gingen. Het was heel geen onaardige jongen, maar allemachtig wat was hij sloom. Daarnaast miste hij ook wat inzicht. We hadden hem meermaals verteld hoe hij de tafel uit moest klappen. En nog ging dat fout. Hij nam maar één liter mee op een lange dag hiken en inmiddels begonnen Jelle en ik bijna naar irritatiepunten te zoeken, dus we besloten dat het beter was voor beide dat we niet verder gingen met elkaar.
Samen met Jelle ging ik dus naar Bungle Bungles, ook wel bekend als Purnululu National Park. Een Aussie die we eerder gesproken hadden zei dat het mooier was dan Karaijini National Park, dus de verwachtingen waren hoog. Alvorens we vertrokken gingen we nog langs twee bandenzaken in Kununurra omdat op de Gibb River Road een band naar z’n grootje was gegaan. Maar de eerste bandenzaak zei dat het biertijd was, oftewel gesloten. De andere had niet de juiste band voorradig.
Ach, we hadden de Gibb River overleefd met maar één lekke band. Gewoon rustig aan doen, dan komt het wel goed. De eerste dag reden we naar een free camp toe in de buurt van het park. De dag erna vertrokken we dan via een 53 kilometer lange onverharde weg naar het centrum van het park. We gingen daar naar het bezoekerscentrum. Wonnen daar we wat extra informatie in over een hike die we van plan waren te doen. Een meerdaagse hike zonder enige faciliteiten. Geen bordjes, geen slaapplekken, geen eetplekken. Oftewel, eigen weg zoeken en zelf eten en tent regelen.

Rond het middaguur waren we klaar in het bezoekerscentrum en gingen we naar de andere korte hikes in het park. En die waren zeker de moeite waard. Ook anders dan dat we tot op heden hadden gezien in Australië. We begonnen met een mooie lookout over het park. Een van de mooiste die ik tot op heden heb gehad in Australië. Vervolgens besloten we direct naar, volgens velen, de mooiste korte hike van het park te gaan: Echidna Chasm. En dat was wel een toffe hike in een hele smalle gorge.

Vervolgens pakten we ook de andere hikes mee, welke allemaal mooi waren. Mooi, maar niet extreem bijzonder na alle hikes die we al gedaan hadden. Maar het hiken en klauteren blijft een leuke bezigheid. ’s Avonds stonden we op een camping in het park en maakten we veel Spaghetti klaar, want de dag erna zouden we voor twee dagen op onszelf aangewezen zijn met de hike.
Ik maakte mijn backpack klaar om mijn tent, slaapzak en luchtbed mee te nemen. We moesten zelf genoeg water meenemen, want er zijn geen waterpunten tijden de hike. Ik heb gelukkig wel een filterfles, dus ik kan elk water drinken wat ik kan vinden. Zelfs uit die smerige groene poeltjes heb ik inmiddels ervaren. Maar desalniettemin namen we samen ongeveer 9 liter water mee.
Piccaninny Gorge trek
Om vijf uur ’s ochtends ging de wekker. Tas klaarmaken, eten inpakken, broodjes smeren en richting de start van de hike. Rond 7 uur vertrokken we met de hike. We deden niet alleen de lange hike, maar ook alle sidetracks. Het was een mooie omgeving met allemaal soort van versteende koepels.

Voordat we in het park aankwamen dachten Jelle en ik eigenlijk dat we de hike wel in één dag konden doen. In een brochure stond dat het 30 kilometer was. Maar wel dat het minimaal twee dagen zou duren. In het bezoekerscentrum vertelde ze ons dat je echt minimaal een nacht moet overnachten wil je alles zien. En dat het eigenlijk ook wel meer is dan 30 kilometer. Zeker als je alle sidetracks erbij rekent. Toen we begonnen aan de hike kwamen we er al snel achter dat één dag ook niet te doen was. Het hele pad was met mul zand en grind. Dus elke stap zak je weg. En dan nog met een zware rugzak op je rug.
Na een paar uur lopen dachten we zelfs dat twee dagen misschien wel wat enthousiast was. Maar we moesten terug zijn. We hadden ons geregistreerd en daar moesten we ons aan houden. Dus we moesten ons uitklokken de dag erna. Dus we hadden een aardig tempo erin. De omgeving bleef kilometerslang hetzelfde. Het veranderde toen we echt de gorge in liepen. Toen veranderde de omgeving van versteende koepels naar twee hele hoge rotswanden. De ondergrond waarop we liepen bleef wel hetzelfde..

Er werd ons geadviseerd om te kamperen bij Black Pool. Dat was het meest schone water en had je een goede ondergrond. Maar dat was vrij vroeg op de route en dan zouden was voor ons niet een hele logische plek omdat we de dag erna alweer terug moesten zijn. Dus we liepen nog ongeveer 3 kilometer verder. Vlak voordat de grote gorge zich ging vertakken in kleine gorges. Daar waren er in totaal vijf van.
We zette de tent op rond het middaguur. Hadden ongeveer 11 kilometer afgelegd in mul zand. Lunchte voor ongeveer 45 minuten tot een uur. We besloten om daarna naar de verst gelegen gorges te gaan. In de hoop dat we de drie gorges die best ver weg waren konden doen op die dag, zodat we de ochtend erna de andere twee konden doen. Dan hadden we tijd genoeg om terug te komen.

De ondergrond bleef nog even hetzelfde, maar het is een stuk plezieriger om het zonder zware backpack te belopen. Maar daarna werd het echt spoor zoeken. De gorge stond soms onder water waardoor we via links of recht over de rotsen naar de andere kant moesten zien te komen. We moesten zo ongeveer drie kilometer verder. Wel gaaf om te doen. We hadden een kaartje mee met de route, maar het was soms ff zoeken waar de gorges begonnen.

Uiteindelijk kwamen we een groep tegen die met een georganiseerde toer waren. Wij waren helemaal bezweet en zij zagen er heel relaxt uit. Zij bleken in totaal ook vijf dagen uitgetrokken te hebben om de hele hike te volbrengen. Ik vroeg nog aan de gids waar we precies waren, want had ik had het gevoel dat een bepaalde gorge allang aan de linkerkant had moeten zitten. Maar we bleken in de buurt te zijn.
We gingen die gorge in en dat bleek een korte te zijn. Een soort grot die uitliep op water. Inmiddels merkte ik wel dat mijn benen wat vermoeid raakte, dus ik was eerlijk gezegd wel blij dat het niet zo’n lange gorge was. Daarna zouden we naar de verst gelegen gorge gaan. En dat was wel ff andere koek. Allemaal gigantische rotsen. Dus we moesten van rots naar rots springen om uiteindelijk bij het verst gelegen punt van de gorge uit te komen. Jelle sprong makkelijk van rots naar rots toe, maar ik had er iets meer tijd voor nodig. Maar ik kwam er uiteindelijk wel.

Inmiddels was het halfvier ’s middags. Rond halfzes wordt het donker in Australië en het kostte ons anderhalf uur om bij de gorges uit te komen. Dus ik wilde om vier uur wel weer teruggaan, want wilde niet gaan klauteren in het donker. Maar we hadden nog één gorge op de planning. Dus we renden snel door die gorge heen. Wederom allemaal rotsen waar we op moesten springen. We keerden om toen we het einde zagen, om in ieder geval op tijd terug te komen.

We kwamen vlak voor het donker terug. Maar we waren beide wel gesloopt van deze hele dag hiken. Blij waren we dat we er waren. Ik had nog even mijn flessen gevuld met wat water uit een mooi klein poeltje wat we vonden. Het zag er al niet zo smakelijk uit en zo smaakte het ook. Alsof je uit een sloot drinkt, maar water is water. We aten onze spaghetti die we dag ervoor hadden klaargemaakt en gingen vroeg slapen.
De volgende ochtend vroeg eruit. We lieten onze tent staan met onze spullen erin, zodat we die nog niet hoefden te sjouwen en gingen naar de laatste twee gorges. Deze waren minder ver dan die andere drie. Dit hadden we binnen tweeënhalf uur gedaan. Rond 9 uur waren we alweer terug bij de tent. Deze ingepakt en de tassen weer klaargemaakt. Even wat gegeten en terug naar de auto. Een wandeling van ongeveer elf kilometer door mul zand en grind.

Al met al kwamen, wel gesloopt, vroeg aan bij de auto. We waren in één streep doorgelopen zonder echt pauzes te nemen. Ik was er goed klaar mee. En had wel zin in wat normaal water wat we in de auto hadden staan. We hadden het er nog over dat we wel zin hadden in een douche en een biertje. Eenmaal bij de auto zegt Jelle ineens: is mijn band nou zacht. En ja hoor, een lekke band. Daar hadden we net zin in.
De terugweg
Eerst maar wat water pakken. We openen onze jerrycan, blijkt ie vol met rode mieren te zitten. Die waren de avond voordat we vertrokken dus allemaal in de jerrycan gekropen. Theedoekje ertussen om de mieren eruit te filteren. En daarna maar eens rond gaan vragen of iemand een compressor bij zich heeft.
Eerst vroeg Jelle het aan Fransen, maar die waren niet zo spraakzaam of behulpzaam. Daarna gingen we naar een vrachtwagen van een georganiseerde toer. Die hadden het wel, maar zaten in tijdnood. Die verzekerde ook dat een compressor niet het probleem gaat worden, de meeste Aussies hebben er wel een in de auto. En binnen no-time hadden we ook iemand gevonden die ons kwam helpen.
Met zeep zochten we naar het gat in de band. Een reserveband hadden we niet meer, want die was al eerder kapotgegaan en leek niet te repareren. En deze band had een vrij groot gat erin zitten. Dus we besloten toch die andere band proberen te repareren. Daar zaten twee gaten in. Met onze reparatiesetje met pluggen begonnen we die op te vullen. Een gat zat al een plug in, de andere deden we er drie in. Want het gat was vrij groot. Dan weer vol met lucht, hoorden we het nog leeglopen. Bleek het andere gat ook nog en extra plug nodig te hebben.
Daar een extra plug in gedrukt en toen de band weer opgepompt. Het leek het te houden. Dus we gingen maar op pad. We moesten eerst nog even stoppen bij bezoekerscentrum om ons uit te klokken. Ook vroegen we of de telefoon daar mochten gebruiken om wat autogarages te bellen, want het is buiten de grote steden niet vanzelfsprekend dat ze de juiste band voor je op voorraad hebben. En als dat niet zo is, kan het een week duren voordat ie binnen is. Daarnaast zijn de afstanden gigantisch. Dus we wilden niet de verkeerde kant op rijden met een kapotte band. De dichtstbijzijnde garages in Halls Creek hadden de band niet op voorraad. Jelle belde vervolgens de bedrijven uit Kununurra omdat dat na Halls Creek de dichtstbijzijnde stad was, 350 kilometer rijden. Gelukkig had een bedrijf daar wel een band op voorraad.
We kwamen terug bij de auto en de band leek nog vol, gelukkig. We hadden eerst 53 kilometer onverhard op het programma. We reden in een slakkentempo, om geen risico’s te lopen. Het leek een eeuwigheid te duren. Iets meer dan over de helft kwamen we een stel tegen die naast ons stond geparkeerd toen we onze lekke band hadden. Zij hadden een briefje onder de ruitenwisser gedaan om ons te laten weten dat we een lekke band hadden. Nu hadden zij lek.
Omdat we inmiddels wat ervaring hadden met lekke banden besloten we te stoppen en ze te helpen. We pakten ons reparatiesetje zodat we hun band hopelijk konden repareren met een plug. Toen we daar mee bezig waren hoorden we ineens een heel hard gesis achter ons. Onze pluggen waren eruit geklapt. Stonden we allebei met een zachte band. Wat Aussies aangehouden die een compressor bij zich hadden. Ditmaal vier pluggen in die band gedrukt. Opgepompt en het leek weer te gaan. Anderen nog snel geholpen met hun band en we vertrokken weer.
We kwamen tot aan de snelweg, jeej! We sloegen af en gingen proberen om in een keer in de avond terug te rijden naar Kununurra. Er stond nog 300 kilometer op ons te wachten. We moesten ook nog een keer tanken. Beide waren we er bang voor dat ie daar weer zal knappen. Maar dat ging gelukkig allemaal goed. We vervolgden onze weg. Zal het dan toch lukken. De band leek het te houden. Tot 150 kilometer voor Kununurra.
Daar stonden we dan in het pikkedonker in de middle of nowhere met een lege band en zonder compressor. We besloten naast de snelweg te kamperen en de volgende dag maar een nieuwe poging te wagen. Jelle kwam met het geniale idee om onze laatste twee lauwe biertjes op te drinken, want die hadden we wel verdiend na zo’n dag. Hij opent de koelbox en pakt de blikjes eruit. Blijkt er op een miraculeuze wijze een geknapt te zijn. Dus we deelden onze enige lauwe blik bier.
De volgende ochtend was ik vroeg wakker. Had alles al ingepakt en maakte Jelle wakker, want ik wilde verder. We zwaaiden naar wat auto’s en vrij vlot stopte er iemand. Hij had helaas geen compressor, maar bood ons om te brengen naar een tankstations dichtbij. Daar hadden ze wel een compressor. Dus ik drukte er weer de nodige proppen in. Pompte het op en de beste man bracht me zelfs weer terug. Ondertussen belde die zijn baas dat hij water las voor een meeting, omdat ie ons moest helpen. Wat een gouden vent.
Eenmaal terug, zetten we de band eronder en besloten zo snel mogelijk naar die tankstation te rijden. Want daar konden we meer. We checkten hoeveel druk erop stond en het leek dat hij wel wat was leeggelopen, maar niet veel. Voor de zekerheid kochten we ook nog een één of ander goedje wat de band van binnen zou moeten herstellen. We gebruikten het niet helemaal op de manier zoals het moest.
We reden maar gelijk weg en keken wel hoe ver we kwamen. En tot onze verbazing hield de band het goed. We kwamen aan in Kununurra! Reden direct naar de bandenzaak. En die ging aan de slag. Een uurtje later, want we waren niet de enige, zat er een nieuwe band onder de auto. Top!! Op naar een camping. Even niks doen! Want we waren beide wel redelijk gesloopt van de lange hike en het bandengezeur.
Allemachtig, wat een verhaal Jos! Al dat hiken en dan ook nog die lekke banden… Respect voor je uithoudingsvermogen, op alle fronten. Tof om te lezen weer!
Thanks Hilde! We hadden geen keuze, haha. Maar het mooie is dat je met reizen veel dingen gaat relativeren. Uiteindelijk de dingen die ‘fout’ gaan leveren altijd de leukste verhalen op. Dus waar ik in Nederland alles bij elkaar gevloekt zou hebben, kon ik er nu wel om lachen. (Waarvan 50% als een boer met kiespijn)
Je maakt wel wat mee pfft , water met rooie mieren, lekke banden etc . Leert zo inderdaad wel relativeren. Zou voor meer mensen in onze hectische cultuur we goed zijn 😏
Kijken of ik het vast kan houden als ik weet terug ben in Nederland.